Door opwarming van sneeuwkristallen, regen of zonnestraling ontstaat er aan de oppervlakte van het sneeuwdek een laagje water. Als het oppervlakte weer afkoelt ontstaat er een harde ijs laag. Deze kan wel 20 cm dik worden. Door meerdere malen bevriezen en ontdooien ontstaan er grote korrelachtige kristallen ook wel ‘Sulz’ of Corn genaamd. Dit proces komt voor in het voorjaar maar ook tijdens een warme periode in de andere winter maanden. De zogenaamde Firn is te vinden op de hellingen waar de zon schijnt maar ook in de andere exposities.
Firn is voor veel off-piste fanaten, na poeder, de beste sneeuw om lekker naar beneden te cruisen. Echter bij het plannen van een mooie Firn ronde komt het aan op timing. De opgevroren helling heeft namelijk tijd nodig om mooi zacht te worden. Na een koude klare nacht zal o.a. de zonnestraling hier voor zorgen. Hellingen die naar het oosten geëxponeerd zijn, komen als eerste aan de beurt. Als je op het juiste tijdstip afdaalt lijkt het op een piste met een dikke laag room. Kom je te vroeg of te laat dan dan breekt de bovenlaag en zak je er doorheen.
Een Firn afdaling maken is niet zonder risico. Het afgekoelde (stabiele) sneeuwdek wordt, gedurende de dag, steeds warmer, zwaarder en instabieler. Later op de dag is de kans op spontane lawines of het veroorzaken hiervan steeds groter. De vuistregel voor een Firn ronde is dan ook; “Na de lunch niet meer off-piste”. Is het ’s nacht niet koud geweest, bijvoorbeeld door bewolking, dan is ’s ochtends het sneeuwdek nog net zo instabiel als de dag ervoor. In deze situatie is kans op spontane lawines of het veroorzaken ervan direct aanwezig.
In het oud Duits betekend Firn ‘oude sneeuw’. In het Zwitsers betekend ‘färn’ voorjarig.